Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Koningen 4:1-8 BasisBijbel (BB)

1. Koning Salomo was dus koning van heel Israël.

2. En dit waren de leiders van Israël:Azarja, de zoon van Zadok, was de hogepriester.

3. Elihoref en Ahia, de zonen van Sisa, waren schrijver.Josafat, de zoon van Ahilud, was minister-president.

4. Benaja, de zoon van Jojada, was de aanvoerder van het leger.Zadok en Abjatar waren priester.

5. Azarja, de zoon van Natan, hield toezicht op de opzichters over de verschillende gebieden.De priester Zabud, de zoon van Natan, was de vriend van de koning en zijn raadgever.

6. Ahisar was hofmaarschalk.Adoniram, de zoon van Abda, had de leiding over de arbeidsdienst van de mensen die voor de koning moesten werken.

7. Salomo had in Israël twaalf opzichters aangesteld, ieder over een eigen gebied. Elk van hen moest een maand lang zorgen dat er eten was voor de koning en zijn hele paleis.

8. Dit zijn hun namen:Ben-Hur was opzichter over het berggebied van de stam van Efraïm.

Lees verder hoofdstuk 1 Koningen 4