Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Koningen 22:44-54 BasisBijbel (BB)

44. Alleen liet hij de altaren van de afgoden niet afbreken. Het volk offerde daar nog steeds.

45. Josafat sloot vrede met de koning van Israël.

46. De rest van wat Josafat allemaal heeft gedaan, met zijn dappere daden en de oorlogen die hij heeft gevoerd, staat allemaal opgeschreven in de boeken met de geschiedenis van de koningen van Juda.

47. En hij joeg de rest van de tempelhoeren die er nog waren uit de tijd van zijn vader Asa weg uit het land.

48. Edom had in die tijd geen koning, maar een bestuurder.

49. Koning Josafat bouwde een vloot in Tarsis om in Ofir goud te gaan halen. Maar de schepen kwamen nooit in Ofir aan, want tijdens een storm zonken ze bij Ezeon-Geber.

50. Koning Ahazia, de zoon van Achab, had tegen koning Josafat gezegd: "Laat op uw schepen ook mannen van mij meegaan." Maar Josafat wilde dat niet.

51. Josafat stierf en werd begraven bij de andere koningen in de 'Stad van David'. Zijn zoon Joram werd na hem koning van Juda.

52. Toen Josafat 17 jaar koning van Juda was, werd Ahazia, de zoon van Achab, koning van Israël. Hij regeerde in Samaria twee jaar over Israël.

53. Hij leefde niet zoals de Heer het wil en deed dezelfde dingen als zijn vader en moeder. Want hij aanbad afgoden, net als koning Jerobeam, de zoon van Nebat. Net als hij maakte hij Israël ongehoorzaam aan God.

54. Hij aanbad en diende Baäl. Hij maakte de Heer, de God van Israël, kwaad, precies zoals zijn vader had gedaan.

Lees verder hoofdstuk 1 Koningen 22