Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Koningen 20:11-19 BasisBijbel (BB)

11. Maar de koning van Israël antwoordde: "Zeg tegen hem: U moet niet juichen voordat u de strijd gewonnen heeft."

12. Op het moment dat koning Benhadad dat antwoord kreeg, zat hij met de andere koningen in de tenten te drinken. Hij zei tegen zijn mannen: "Omsingel onmiddellijk de stad!" En ze omsingelden de stad.

13. Toen kwam er een profeet naar koning Achab. Hij zei tegen hem: "Dit zegt de Heer: Heeft u dat enorme leger gezien? Ik geef u daar vandaag de overwinning over. Dan zult u toegeven dat Ik de Heer ben."

14. Koning Achab vroeg: "Hoe zal de Heer dat doen?" De profeet zei: "Dit zegt de Heer: Door de jonge mannen van de bestuurders van de verschillende gebieden." Toen vroeg de koning: "Wie moet de strijd beginnen?" De profeet zei: "U."

15. Toen verzamelde koning Achab de jonge mannen van de bestuurders van de verschillende gebieden. Het waren 232 jonge mannen. Daarna verzamelde hij zijn hele leger. Dat waren 7000 mannen.

16. In de middag deden ze een uitval, terwijl koning Benhadad en de 32 koningen zich in hun tenten dronken zaten te drinken.

17. De jonge mannen kwamen het eerst de stad uit. Spionnen van koning Benhadad brachten hem het bericht: "Er komen mannen de stad uit."

18. Benhadad zei: "Grijp ze levend! Het maakt me niet uit of ze vrede of oorlog willen."

19. Intussen waren eerst de jonge mannen uit de stad gekomen, gevolgd door het leger.

Lees verder hoofdstuk 1 Koningen 20