Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Koningen 20:1-15 BasisBijbel (BB)

1. Koning Benhadad van Aram verzamelde zijn hele leger. Er gingen nog 32 andere koningen met hem mee met hun paarden en strijdwagens. Met dat leger trok hij naar Samaria en omsingelde het.

2. Hij stuurde mannen naar de stad met een boodschap voor koning Achab:

3. "Dit zegt koning Benhadad: Ik wil uw zilver en goud, uw vrouwen en uw beste kinderen."

4. De koning van Israël antwoordde daarop: "Zoals u wil, mijn heer de koning. Ik en alles wat ik heb, is voor u."

5. Toen kwamen de boodschappers voor de tweede keer en zeiden tegen Achab: "Dit zegt koning Benhadad: Ik heb u gezegd dat u uw zilver en goud, uw vrouwen en uw kinderen aan mij moet geven.

6. Maar bovendien zullen morgen om deze tijd mijn mannen komen en alles uit uw paleis en uit de huizen meenemen wat ze willen hebben."

7. Toen riep de koning van Israël de leiders van het land bij elkaar en zei: "Deze man wil ons vernietigen. Want hij had mij al gevraagd om mijn vrouwen en mijn kinderen en om mijn zilver en goud. En ik heb geen nee tegen hem gezegd."

8. De leiders van het volk antwoordden hem: "U moet niet naar hem luisteren. Doe niet wat hij zegt."

9. Toen zei hij tegen de boodschappers van koning Benhadad: "Zeg tegen uw koning: Alles wat u de eerste keer tegen mij heeft gezegd, zal ik doen. Maar dit kan ik niet doen." De boodschappers vertrokken en brachten koning Benhadad het antwoord van koning Achab.

10. Koning Benhadad antwoordde hierop: "Dan zweer ik bij de goden dat ik morgen Samaria helemaal verpulver. Het stof van de stad zal niet genoeg zijn om de handen te vullen van het enorme leger dat achter mij aan komt!"

11. Maar de koning van Israël antwoordde: "Zeg tegen hem: U moet niet juichen voordat u de strijd gewonnen heeft."

12. Op het moment dat koning Benhadad dat antwoord kreeg, zat hij met de andere koningen in de tenten te drinken. Hij zei tegen zijn mannen: "Omsingel onmiddellijk de stad!" En ze omsingelden de stad.

13. Toen kwam er een profeet naar koning Achab. Hij zei tegen hem: "Dit zegt de Heer: Heeft u dat enorme leger gezien? Ik geef u daar vandaag de overwinning over. Dan zult u toegeven dat Ik de Heer ben."

14. Koning Achab vroeg: "Hoe zal de Heer dat doen?" De profeet zei: "Dit zegt de Heer: Door de jonge mannen van de bestuurders van de verschillende gebieden." Toen vroeg de koning: "Wie moet de strijd beginnen?" De profeet zei: "U."

15. Toen verzamelde koning Achab de jonge mannen van de bestuurders van de verschillende gebieden. Het waren 232 jonge mannen. Daarna verzamelde hij zijn hele leger. Dat waren 7000 mannen.

Lees verder hoofdstuk 1 Koningen 20