Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Koningen 2:10-18 BasisBijbel (BB)

10. Toen stierf David. Hij werd begraven in de 'Stad van David' .

11. David had 40 jaar over Israël geregeerd. In Hebron was hij zeven jaar koning [ over Juda ] geweest, in Jeruzalem was hij 33 jaar koning [ over heel Israël ].

12. Salomo volgde David als koning op. En God maakte hem heel machtig.

13. Adonia ging naar Batseba, de moeder van Salomo. Ze vroeg hem: "Kom je met goede bedoelingen?"

14. Hij antwoordde: "Ja, ik wil iets met u bespreken." Ze zei: "Zeg het."

15. Toen zei Adonia: "U weet dat ik er recht op had om koning te worden. En heel Israël verwachtte ook dat ik koning zou worden. Maar het liep anders. Mijn broer werd koning, doordat de Heer hem uitkoos.

16. Nu wil ik u iets vragen. Luister alstublieft naar mij."

17. Ze zei: "Zeg het." Hij zei: "Vraag alstublieft aan koning Salomo of ik mag trouwen met Abisag, de vrouw uit Sunem. Als u het hem vraagt, zal hij het zeker goedvinden."

18. Batseba antwoordde: "Ik zal het er met de koning over hebben."

Lees verder hoofdstuk 1 Koningen 2