Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Koningen 11:7-12 BasisBijbel (BB)

7. In die tijd bouwde Salomo op de berg ten oosten van Jeruzalem ook een altaar voor Kamos, de god van Moab, en voor Moloch, de god van de Ammonieten.

8. Hij bouwde ook altaren voor de [ andere ] goden van zijn buitenlandse vrouwen, die wierook-offers en vlees-offers aan hun eigen goden brachten.

9. Daarom werd de Heer kwaad op Salomo. Want hij was niet langer trouw aan de Heer, de God van Israël die twee keer naar hem toe was gekomen.

10. De Heer had hem duidelijk gezegd dat hij geen andere goden mocht aanbidden. Maar hij deed niet wat de Heer gezegd had.

11. Daarom zei de Heer tegen Salomo: "Je hebt je niet gehouden aan mijn verbond en aan de wetten die Ik je heb gegeven. Daarom zal Ik dit koninkrijk van jou afscheuren en aan je dienaar geven.

12. Maar Ik zal dat niet doen zo lang jijzelf nog leeft, vanwege mijn belofte aan je vader David. Maar Ik zal het losscheuren van je zoon.

Lees verder hoofdstuk 1 Koningen 11