Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Koningen 11:3-11 BasisBijbel (BB)

3. Hij had 700 vrouwen die prinsessen waren en 300 bijvrouwen . En zijn vrouwen maakten hem ontrouw aan de Heer.

4. Want toen Salomo oud was geworden, haalden zijn vrouwen hem over om hun goden te gaan dienen. Daardoor diende hij niet meer met zijn hele hart zijn Heer God zoals zijn vader David had gedaan.

5. Zo aanbad Salomo Astarot , de godin van de Sidoniërs, en Milkom, de god van de Ammonieten.

6. Salomo leefde dus niet meer zoals de Heer het wil. Hij diende de Heer niet meer met zijn hele hart zoals zijn vader David had gedaan.

7. In die tijd bouwde Salomo op de berg ten oosten van Jeruzalem ook een altaar voor Kamos, de god van Moab, en voor Moloch, de god van de Ammonieten.

8. Hij bouwde ook altaren voor de [ andere ] goden van zijn buitenlandse vrouwen, die wierook-offers en vlees-offers aan hun eigen goden brachten.

9. Daarom werd de Heer kwaad op Salomo. Want hij was niet langer trouw aan de Heer, de God van Israël die twee keer naar hem toe was gekomen.

10. De Heer had hem duidelijk gezegd dat hij geen andere goden mocht aanbidden. Maar hij deed niet wat de Heer gezegd had.

11. Daarom zei de Heer tegen Salomo: "Je hebt je niet gehouden aan mijn verbond en aan de wetten die Ik je heb gegeven. Daarom zal Ik dit koninkrijk van jou afscheuren en aan je dienaar geven.

Lees verder hoofdstuk 1 Koningen 11