Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Koningen 1:46-53 BasisBijbel (BB)

46. Salomo zit al op de troon van de koning.

47. Bovendien zijn de dienaren van de koning onze heer koning David komen feliciteren. Ze wensten hem toe dat God Salomo nog beroemder en machtiger zal maken dan David. Toen heeft de koning op zijn rustbank God gedankt.

48. Hij zei: 'Prijs de Heer, de God van Israël. Hij heeft vandaag, terwijl mijn ogen het nog zien, iemand op mijn troon gezet.' "

49. Toen sprongen alle mannen die door Adonia waren uitgenodigd geschrokken op en vertrokken haastig.

50. Ook Adonia was bang voor Salomo. Hij vluchtte naar de tent van de Heer. Daar greep hij de horens op de hoeken van het altaar vast.

51. Salomo kreeg het bericht: "Adonia is bang voor u. Daarom heeft hij de horens van het altaar beetgepakt [ zodat u hem niets zal durven doen uit ontzag voor het altaar ]. Hij heeft gezegd: 'Laat koning Salomo eerst zweren dat hij me niet zal doden.' "

52. Toen zei Salomo: "Als hij niets verkeerds doet, zal hem niets gebeuren. Maar als ik ontdek dat hij mij kwaad wil doen, zal ik hem doden."

53. Toen liet koning Salomo hem bij het altaar ophalen. Toen Adonia bij Salomo werd binnengebracht, boog hij zich diep voor koning Salomo. En Salomo zei tegen hem: "Ga naar huis."

Lees verder hoofdstuk 1 Koningen 1