Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Koningen 1:34-50 BasisBijbel (BB)

34. Daar moeten de priester Zadok en de profeet Natan hem tot koning van Israël zalven. Blaas dan op de ramshoorn en roep: 'Leve koning Salomo!'

35. Breng hem daarna naar mijn paleis en laat hem op mijn troon gaan zitten. Want hij moet in mijn plaats koning worden. Hem wijs ik aan als koning van Israël en Juda."

36. Benaja antwoordde de koning: "Ik zal doen wat u heeft gezegd. Laat de Heer uw woorden bevestigen.

37. Ik wens u toe dat de Heer voor Salomo net zo goed zal zijn als voor u, en dat Hij Salomo zelfs nog machtiger dan u zal maken, mijn heer de koning!"

38. Toen vertrokken de priester Zadok, de profeet Natan en Benaja met de lijfwacht. Ze brachten Salomo op het paard van koning David naar Gihon.

39. Zadok had de ramshoorn met olijf-olie uit de tent van ontmoeting meegenomen. Daarmee zalfde hij Salomo. Toen bliezen ze op de ramshorens en riepen: "Leve koning Salomo!"

40. Daarna ging het hele volk met hem mee. Ze maakten muziek en vierden feest, zodat de aarde ervan dreunde.

41. Adonia en zijn gasten hoorden dit toen ze net met de maaltijd klaar waren. Joab hoorde het geluid van de ramshorens en vroeg: "Waarom blazen ze op de ramshorens? Waarom is het zo'n lawaai in de stad?"

42. Terwijl hij nog sprak, kwam Jonatan binnen, de zoon van de priester Abjatar. Adonia zei: "Kom binnen, want je bent een dapper man. Je zal wel goed nieuws komen brengen."

43. Maar Jonatan antwoordde Adonia: "Nee, juist niet. Onze heer koning David heeft Salomo als koning aangewezen.

44. De koning heeft hem met de priester Zadok, de profeet Natan en Benaja met de lijfwacht naar Gihon gestuurd, op het paard van de koning.

45. Zadok en Natan hebben hem in Gihon tot koning gezalfd. Nu zijn ze juichend naar de stad terug gegaan. Dat is het lawaai dat u hoort.

46. Salomo zit al op de troon van de koning.

47. Bovendien zijn de dienaren van de koning onze heer koning David komen feliciteren. Ze wensten hem toe dat God Salomo nog beroemder en machtiger zal maken dan David. Toen heeft de koning op zijn rustbank God gedankt.

48. Hij zei: 'Prijs de Heer, de God van Israël. Hij heeft vandaag, terwijl mijn ogen het nog zien, iemand op mijn troon gezet.' "

49. Toen sprongen alle mannen die door Adonia waren uitgenodigd geschrokken op en vertrokken haastig.

50. Ook Adonia was bang voor Salomo. Hij vluchtte naar de tent van de Heer. Daar greep hij de horens op de hoeken van het altaar vast.

Lees verder hoofdstuk 1 Koningen 1