Oude Testament

Nieuwe Testament

Romeinen 7:18-26 BasisBijbel (BB)

18. Want ik weet dat in mijzelf (en daarmee bedoel ik in mijn oude 'ik' ) niets goeds woont. Want ik wíl het goede wel doen, maar het lukt me niet.

19. Want ik doe niet het goede dat ik zou wíllen doen, maar ik doe juist het slechte dat ik níet wil doen.

20. Als ik nu juist doe wat ik níet wil, dan komt dat niet door mijzelf, maar door het kwaad dat in mij zit.

21. En zo gaat het altijd: als ik het goede wil doen, zorgt het kwaad in mij ervoor dat ik het slechte doe.

22. Want met mijn geest en mijn verstand wil ik graag doen wat de wet van God vraagt.

23. Maar mijn 'ik' strijdt tegen mijn verstand en wil andere dingen doen. Zo word ik een gevangene van het kwaad dat in mij zit.

24. Wat een vreselijke toestand! Wie kan mij bevrijden van dit 'ik' waar het kwaad in woont dat mij doodt?

25. Prijs God: Jezus Christus!

26. Het zit dus zo: met mijn geest en mijn verstand wil ik graag gehoorzaam zijn aan de wet van God. Maar mijn 'ik' gehoorzaamt aan 'de wet van het kwaad.'

Lees verder hoofdstuk Romeinen 7