Oude Testament

Nieuwe Testament

Matteüs 26:8-13 BasisBijbel (BB)

8. Toen zijn leerlingen dat zagen, werden ze boos. Ze zeiden tegen elkaar:

9. "Wat een verspilling! Die mirre hadden we voor veel geld kunnen verkopen! Dan hadden we het geld aan de arme mensen kunnen geven!"

10. Jezus merkte het. Hij zei tegen hen: "Waarom laten jullie die vrouw haar gang niet gaan? Want ze heeft iets goeds voor Mij gedaan.

11. Want arme mensen zullen altijd wel bij jullie zijn. Maar Mij hebben jullie niet altijd bij je.

12. Toen zij die mirre over Mij heen goot, deed ze dat als voorbereiding op mijn begrafenis .

13. Luister goed! Ik zeg jullie: overal in de hele wereld waar het goede nieuws zal worden verteld, zal ook verteld worden wat zij heeft gedaan."

Lees verder hoofdstuk Matteüs 26