Oude Testament

Nieuwe Testament

Matteüs 26:59-68 BasisBijbel (BB)

59. De leiders van de priesters en de leiders van het volk zochten iets om Jezus ter dood te kunnen veroordelen. Daarom kwamen ze met gelogen beschuldigingen.

60. Er waren genoeg mensen die leugens over Hem kwamen vertellen. Maar voor geen van die beschuldigingen konden ze Jezus de doodstraf geven.

61. Tenslotte kwamen er twee mannen die ook iets zeiden wat niet helemaal waar was: "Hij heeft gezegd dat Hij de tempel van God kan afbreken en in drie dagen weer opbouwen."

62. Toen stond de hogepriester op en vroeg: "Waarom antwoord Je niets op deze beschuldiging?"

63. Maar Jezus zweeg. De hogepriester zei tegen Hem: "Ik beveel Je bij de levende God dat Je moet zeggen of Je de Messias bent, de Zoon van God."

64. Jezus zei tegen hem: "U zegt het zelf. Maar Ik zeg u, vanaf dit moment zult u de Mensenzoon zien zitten naast Degene die de macht heeft en u zult Hem zien komen op de wolken."

65. Toen riep de hogepriester uit: "Hij heeft God beledigd! We hebben verder geen beschuldigingen meer nodig! Jullie hebben zelf gehoord dat Hij God heeft beledigd! Wat vinden jullie?"

66. Ze antwoordden: "Hij verdient de doodstraf!"

67. Ze spuugden Hem in zijn gezicht en stompten Hem.

68. Anderen sloegen Hem in zijn gezicht en zeiden: "Profeteer eens, Messias: wie heeft Je geslagen?"

Lees verder hoofdstuk Matteüs 26