Oude Testament

Nieuwe Testament

Matteüs 22:5-19 BasisBijbel (BB)

5. Maar de mensen hadden geen zin en gingen liever door met hun werk. De één ging naar zijn akker, de ander naar zijn winkel.

6. Weer anderen grepen de dienaren en mishandelden en doodden hen.

7. Toen de koning dat hoorde, werd hij woedend. Hij stuurde zijn leger erop af. Hij liet die moordenaars doden en hun stad in brand steken.

8. Daarna zei hij tegen zijn dienaren: 'Alles is klaar voor het feest. Maar de mensen die ik had uitgenodigd, waren het niet waard om te komen.

9. Ga daarom naar de grote wegen. Nodig iedereen die je daar ziet voor de bruiloft uit.'

10. De dienaren gingen en nodigden iedereen uit, goede en slechte mensen. En ze namen hen mee naar de bruiloft. De feestzaal liep helemaal vol met mensen.

11. De koning kwam binnen om te kijken wie er allemaal op het feest waren gekomen. Toen zag hij iemand die geen feestkleren aan had.

12. Hij zei tegen hem: 'Vriend, hoe komt het dat je je feestkleren [ die we je gegeven hebben ] niet aan hebt?' En de man wist niets te antwoorden.

13. Toen zei de koning tegen de bedienden: 'Bind hem aan handen en voeten en gooi hem in de donkerste kerker. Daar zal hij huilen en met zijn tanden knarsen [ van spijt ].'

14. Want veel mensen zijn uitgenodigd [ voor het feest ], maar er zijn maar weinig mensen toegelaten."

15. Toen gingen de Farizeeërs weg. Ze bedachten samen een plan om Jezus met een strikvraag in de val te laten lopen.

16. Ze stuurden hun leerlingen naar Hem toe, samen met een paar Herodianen . Ze vroegen Hem: "Meester, we weten dat U altijd eerlijk bent. U leert de mensen de juiste dingen over God. En U bent voor niemand bang. Want U probeert niet de mensen te plezieren. Het maakt U niet uit wat ze van U denken.

17. Wat vindt U, is het wel of niet goed om aan de [ Romeinse ] keizer belasting te betalen?"

18. Maar Jezus begreep wat hun bedoeling was.

19. Hij zei: "Wat zijn jullie toch schijnheilig! Waarom dagen jullie Mij uit? Laat Mij de munt zien waarmee jullie de belasting betalen." Ze brachten Hem een munt.

Lees verder hoofdstuk Matteüs 22