Oude Testament

Nieuwe Testament

Matteüs 22:28-41 BasisBijbel (BB)

28. Bij wie van de zeven broers zal zij dan horen op de dag dat de doden weer levend worden? Want ze zijn allemaal met haar getrouwd geweest."

29. Jezus antwoordde: "Jullie hebben er helemaal niets van begrepen. Dat komt doordat jullie de Boeken niet kennen en de kracht van God niet kennen.

30. Want als de mensen uit de dood opstaan, trouwen ze niet meer. Ze zijn [ wat dat betreft ] net als de engelen in de hemel.

31. En wat betreft het opstaan uit de dood: hebben jullie dan niet gelezen wat God tegen jullie heeft gezegd toen Hij zei:

32. 'Ik ben de God van Abraham, de God van Izaäk en de God van Jakob'? Hij bedoelt dat Hij geen God is van doden, maar van levenden."

33. De mensen die dit hoorden, waren verbaasd over wat Hij hun leerde.

34. De Farizeeërs hoorden dat de Sadduceeërs Jezus hierop geen antwoord hadden weten te geven. Daarom bedachten ze een nieuwe strikvraag.

35. Eén van hen, een wetgeleerde, ging naar Hem toe en vroeg Hem:

36. "Meester, wat is de belangrijkste wet in de wet van Mozes?"

37. Hij zei tegen hen: "Deze: 'Houd van je Heer God met je hele hart, met je hele ziel en met je hele verstand.'

38. Dat is de eerste en belangrijkste wet.

39. De tweede, die net zo belangrijk is, is deze: 'Houd net zoveel van je broeders als van jezelf.'

40. De hele wet van Mozes en de boeken van de profeten gaan over deze twee wetten."

41. Terwijl de Farizeeërs zo om Jezus heen stonden, vroeg Jezus hen:

Lees verder hoofdstuk Matteüs 22