Oude Testament

Nieuwe Testament

Matteüs 15:16-29 BasisBijbel (BB)

16. Jezus zei: "Kunnen jullie het dan ook niet begrijpen?

17. Begrijpen jullie niet dat alles wat je mond íngaat, in je buik komt en op een bepaalde plaats weer verdwijnt?

18. Maar wat úit je mond komt, komt uit je hart. En dat maakt je onrein.

19. Want uit het hart komen misdadige plannen, moord, echtscheiding, ontrouw, diefstal, leugens en kwaadsprekerij.

20. Dat zijn de dingen die je onrein maken. Maar van eten met ongewassen handen word je niet onrein."

21. Jezus vertrok naar het gebied van Tyrus en Sidon.

22. Daar kwam een vrouw uit Kana naar Hem toe. Ze riep: "Heer, Zoon van David, help mij alstublieft! Er zit een vreselijke duivelse geest in mijn dochter!"

23. Maar Jezus zei geen woord tegen haar. Zijn leerlingen kwamen naar Hem toe en zeiden: "Heer, stuur haar weg, want ze loopt achter ons aan te zeuren."

24. Toen zei Jezus [ tegen haar ]: "Ik ben alleen gestuurd naar de verdwaalde schapen van het volk Israël."

25. Maar ze kwam dichterbij, liet zich voor Hem op haar knieën vallen en zei: "Heer, help mij!"

26. Maar Hij antwoordde: "Het is niet goed om het brood dat voor de kinderen is, voor de hondjes te gooien."

27. Toen zei ze: "Dat is waar, Heer, maar de hondjes eten toch de kruimels op die van de tafel van hun meesters vallen?"

28. Toen antwoordde Jezus haar: "Vrouw, wat heb jij een groot geloof! Je zal krijgen wat je hebt gevraagd." Vanaf dat moment was haar dochter gezond.

29. Jezus vertrok daar weer. Hij kwam bij het meer van Galilea en klom de berg op. Daar ging Hij zitten.

Lees verder hoofdstuk Matteüs 15