Oude Testament

Nieuwe Testament

Matteüs 14:17-29 BasisBijbel (BB)

17. Ze zeiden tegen Hem: "We hebben hier alleen maar vijf broden en twee vissen."

18. Hij zei: "Breng ze hier."

19. En tegen de mensen zei Hij dat ze op het gras moesten gaan zitten. Hij nam de vijf broden en de twee vissen, keek omhoog naar de hemel en zegende ze. Toen brak Hij de broden in stukken. Zijn leerlingen deelden de stukken uit.

20. Alle mensen aten tot ze genoeg hadden. Toen haalden ze de stukken op die waren overgebleven: twaalf manden vol.

21. Er hadden ongeveer 5000 mannen gegeten. Vrouwen en kinderen waren daarbij nog niet meegeteld.

22. Onmiddellijk daarna zei Jezus tegen de leerlingen dat ze alvast voor Hem uit naar de overkant moesten varen. Zelf wilde Hij eerst de mensen naar huis sturen.

23. Daarna ging Hij helemaal alleen de berg op om te bidden. Toen het avond werd, was Hij daar alleen.

24. De boot was intussen midden op het meer. Ze hadden veel last van de golven, want ze hadden de wind tegen.

25. Om ongeveer 4 uur 's morgens kwam Jezus naar hen toe, lopend over het meer.

26. Toen de leerlingen Hem over het meer zagen lopen, raakten ze in paniek. Ze riepen: "Een spook!" en ze schreeuwden van angst.

27. Onmiddellijk zei Jezus tegen hen: "Rustig maar! IK BEN het, wees maar niet bang."

28. Petrus antwoordde: "Heer, als U het bent, beveel mij dan om over het water naar U toe te komen!"

29. Jezus zei: "Kom!" Petrus stapte uit de boot en liep over het water naar Jezus toe.

Lees verder hoofdstuk Matteüs 14