Oude Testament

Nieuwe Testament

Matteüs 11:1-9 BasisBijbel (BB)

1. Toen Jezus zijn opdrachten aan de twaalf leerlingen had gegeven, ging Hij daar weg om in de steden les te geven en te preken.

2. Johannes [ de Doper ], die in de gevangenis zat, hoorde wat Christus allemaal deed. Hij vroeg aan twee van zijn eigen leerlingen om naar Jezus te gaan.

3. Ze moesten Hem vragen: "Bent U het die zou komen, of wachten we op iemand anders?"

4. Jezus antwoordde hun: "Ga terug en vertel Johannes wat jullie horen en zien.

5. Blinde mensen gaan zien, verlamde mensen gaan lopen, zieke mensen worden gezond, dove mensen gaan horen, doden worden levend en arme mensen horen het goede nieuws.

6. Als mensen Mij geloven, zal dat heerlijk voor hen zijn!"

7. Johannes' leerlingen vertrokken weer. Toen begon Jezus tegen de groep mensen om Hem heen over Johannes te spreken. Hij zei: "Waar zijn jullie in de woestijn naar gaan kijken? Naar [ iemand die zo onbelangrijk is als ] een rietstengel die heen en weer wuift in de wind?

8. [ Nee. ] Maar waar zijn jullie dan naar gaan kijken? Naar een [ rijk ] man in dure kleren? Nee, want de mensen met dure kleren wonen in de paleizen.

9. Maar waarom zijn jullie dan gaan kijken? Om een profeet te zien? Ja! Ik zeg jullie dat hij zelfs nog veel belangrijker is dan een profeet.

Lees verder hoofdstuk Matteüs 11