Oude Testament

Nieuwe Testament

Matteüs 10:4-13 BasisBijbel (BB)

4. Verder Simon de Zeloot en Judas Iskariot, die Hem later heeft verraden.

5. Dit zijn de twaalf leerlingen die Jezus op pad stuurde. Hij beval hun: "Ga niet naar niet-Joodse mensen.

6. Ga ook niet naar de steden in Samaria . Ga alleen naar de verdwaalde schapen van het volk Israël.

7. Vertel overal dat het Koninkrijk van God eraan komt.

8. Genees de zieken, maak doden weer levend, verjaag duivelse geesten. Jullie hebben niets voor deze macht hoeven betalen. Vraag er dus ook nooit een beloning voor.

9. Neem geen geld mee.

10. Ook geen reistas voor onderweg. Neem geen extra hemd, extra sandalen of een staf mee. Want een arbeider wordt altijd beloond voor zijn werk. [ Je zal krijgen wat je nodig hebt. ]

11. Als je een stad of een dorp binnenkomt, bekijk dan wie het daar waard is dat je bij hem logeert. Blijf bij hem tot je weer [ uit die stad ] vertrekt.

12. Als je zijn huis binnengaat, wens de mensen die er wonen dan vrede toe.

13. Als die mensen het waard zijn, zal je vrede over hen komen. Maar als ze die vrede niet waard zijn, zal je vrede bij je terugkomen.

Lees verder hoofdstuk Matteüs 10