Oude Testament

Nieuwe Testament

Lukas 22:39-47 BasisBijbel (BB)

39. Jezus verliet de stad en ging zoals altijd naar de Olijfberg. Zijn leerlingen gingen met Hem mee.

40. Toen ze daar waren aangekomen, zei Hij tegen hen: "Bid dat jullie je geloof niet zullen verliezen [ door wat er gaat gebeuren ]."

41. En Hij liep een eindje bij hen vandaan. Op ongeveer een steenworp afstand knielde Hij neer en begon te bidden.

42. Hij bad: "Vader, laat Mij alstublieft niet de beker [ van uw straf ] leeg hoeven te drinken." Maar Ik zal niet doen wat Ik Zelf wil, maar wat U wil."

43. Toen kwam er een engel bij Hem om Hem kracht te geven.

44. Daarna bad Hij nog vuriger. Hij begon zó bang te worden, dat zijn zweetdruppels veranderden in bloeddruppels die op de grond vielen.

45. Toen Hij klaar was met bidden, stond Hij op en ging naar zijn leerlingen. Hij merkte dat ze van verdriet in slaap waren gevallen.

46. Hij zei: "Waarom slapen jullie? Sta op en bid dat jullie je geloof niet zullen verliezen."

47. Op datzelfde moment kwam er een grote groep mensen op hen af. De man die Judas heette, één van de twaalf leerlingen, liep voor hen uit. Hij liep naar Jezus toe om hem met een kus te begroeten.

Lees verder hoofdstuk Lukas 22