Oude Testament

Nieuwe Testament

Lukas 17:11-26 BasisBijbel (BB)

11. Op weg naar Jeruzalem trok Jezus door Samaria en Galilea.

12. Toen Hij ergens in een dorp was, kwamen daar tien mannen naar Hem toe die een besmettelijke huidziekte hadden. Ze bleven op een afstand staan.

13. Daar riepen ze: "Jezus, Meester, help ons alstublieft!"

14. Jezus keek hen aan en zei tegen hen: "Ga naar de priester. Laat hem zien dat jullie weer gezond zijn." Terwijl ze onderweg waren naar de priester, werden ze gezond.

15. Eén van hen kwam terug toen hij zag dat hij was genezen. Hij prees God luid.

16. Hij liet zich voor Jezus' voeten op zijn knieën vallen om Hem te bedanken. Dit was een man uit Samaria.

17. Jezus antwoordde: "Alle tien de mannen zijn toch gezond geworden? Waar zijn dan de andere negen?

18. Is er dan niemand anders terug gekomen om God te prijzen, dan alleen deze man die niet eens een Jood is?"

19. En Hij zei tegen hem: "Sta op, je geloof heeft je gered."

20. De Farizeeërs vroegen aan Jezus wanneer het Koninkrijk van God zou komen. Jezus antwoordde: "Het Koninkrijk van God komt niet zó, dat je het kan zien.

21. Je zal niet kunnen zeggen: 'Kijk, hier is het,' of: 'Kijk, daar is het!' Want het Koninkrijk van God is binnenín jullie."

22. Tegen zijn leerlingen zei Hij: "Er komt een tijd dat jullie ernaar zullen verlangen één dag van de Mensenzoon te zien, maar jullie zullen die niet zien.

23. En de mensen zullen tegen jullie zeggen: 'Kijk, daar is het!' of: 'Kijk, hier is het!' Ga er niet heen en geloof hen niet.

24. Want zoals de bliksem van de ene kant tot de andere kant de hemel verlicht, zó zal de Mensenzoon zijn op de dag dat Hij komt.

25. Maar eerst moet Hij veel lijden, en de mensen van deze tijd zullen niets met Hem te maken willen hebben [ maar Hem doden ].

26. In de tijd van de Mensenzoon zal precies hetzelfde gebeuren als in de tijd van Noach.

Lees verder hoofdstuk Lukas 17