Oude Testament

Nieuwe Testament

Lukas 15:14-25 BasisBijbel (BB)

14. Toen al zijn geld op was, kwam er een zware hongersnood in dat land. Hij begon honger te lijden.

15. Hij ging er op uit en vroeg bij één van de bewoners om werk. Hij mocht zijn varkens hoeden.

16. Hij had zo'n honger, dat hij best van het varkensvoer had willen eten. Maar niemand gaf hem er iets van.

17. Toen ging hij eens goed nadenken. Hij zei bij zichzelf: 'De knechten van mijn vader hebben meer dan genoeg te eten. Maar ik ga hier dood van de honger.

18. Ik zal naar mijn vader gaan. Ik zal tegen hem zeggen: 'Vader, ik heb verkeerd gedaan tegen God en tegen u.

19. Ik ben het niet meer waard om uw zoon te zijn. Mag ik alstublieft als knecht bij u komen werken.'

20. En hij ging naar zijn vader terug. Toen hij nog ver weg was, zag zijn vader hem aankomen. Hij had medelijden met hem. Hij liep hem snel tegemoet, omhelsde hem en kuste hem.

21. De zoon zei: 'Vader, ik heb verkeerd gedaan tegen God en tegen u. Ik ben het niet meer waard om uw zoon te zijn.'

22. Maar de vader zei tegen zijn dienaren: 'Breng vlug de beste kleren hier en trek hem die aan. Doe een zegelring aan zijn vinger en trek hem schoenen aan.

23. En haal het vetgemeste kalf en slacht het. Want we gaan feestvieren.

24. Want mijn zoon hier was dood en hij is weer levend geworden. Want ik was hem kwijt, maar ik heb hem weer terug!' En ze gingen feestvieren.

25. De oudste zoon had op het land gewerkt. Toen hij vlak bij huis kwam, hoorde hij dat er muziek werd gemaakt en werd gedanst.

Lees verder hoofdstuk Lukas 15