Oude Testament

Nieuwe Testament

Johannes 20:6-18 BasisBijbel (BB)

6. Simon Petrus kwam achter hem aan. Hij ging wel het graf binnen en zag de linnen doeken liggen.

7. Maar de doek die om Jezus' hoofd had gezeten, lag daar niet bij. Die doek was opgerold en lag apart.

8. Toen ging ook de leerling die het eerst bij het graf was aangekomen naar binnen. Door wat hij zag, geloofde hij [ Maria's verhaal ].

9. Want ze wisten nog niet dat in de Boeken staat dat Hij uit de dood zou opstaan.

10. En ze gingen weer naar huis.

11. Maria stond buiten bij het graf te huilen. Huilend bukte ze zich om in het graf te kijken.

12. Toen zag ze daar twee engelen in witte kleren zitten. De één zat aan het hoofdeinde en de ander aan het voeteneinde van de plek waar het lichaam van Jezus had gelegen.

13. Ze zeiden tegen haar: "Vrouw, waarom huil je?" Ze antwoordde: "Omdat ze mijn Heer hebben weggehaald. En ik weet niet waar ze Hem hebben gelegd."

14. Toen draaide ze zich om en zag Jezus staan. Maar ze herkende Hem niet.

15. Jezus zei tegen haar: "Vrouw, waarom huil je? Wie zoek je?" Ze dacht dat het de tuinman was en antwoordde: "Als U Hem heeft weggehaald, zeg me dan waar U Hem heeft neergelegd! Dan zal ik Hem meenemen."

16. Toen zei Jezus: "Maria!" Ze draaide zich om en zei tegen Hem: "Meester!"

17. Jezus zei tegen haar: "Raak Mij niet aan. Want Ik ben nog niet naar mijn Vader in de hemel gegaan. Maar ga nu naar mijn broeders. Zeg hun dat Ik terugga naar mijn Vader die ook jullie Vader is. Naar mijn God die ook jullie God is."

18. Maria Magdalena ging naar de leerlingen en vertelde hun dat ze de Heer Jezus had gezien en wat Hij tegen haar had gezegd.

Lees verder hoofdstuk Johannes 20