Oude Testament

Nieuwe Testament

Johannes 19:33-40 BasisBijbel (BB)

33. Maar toen ze bij Jezus kwamen, zagen ze dat Hij al was gestorven. Daarom braken ze zijn benen niet.

34. Maar één van de soldaten stak [ voor de zekerheid ] zijn speer in Jezus' zij. Onmiddellijk kwam er water en bloed uit.

35. Ik, Johannes, heb dat zelf gezien. Daarom heb ik het jullie verteld, en ik hoop dat jullie het ook geloven. Want het is echt waar.

36. Dit is gebeurd zodat werkelijkheid zou worden wat in de Boeken van tevoren al is gezegd: 'Geen één van zijn botten zal worden gebroken.'

37. En ergens anders staat in de Boeken: 'Ze zullen kijken naar de Man die ze hebben doorstoken.'

38. Jozef, een man uit Arimatea, ging aan Pilatus vragen of hij het lichaam van Jezus mocht begraven. (Hij was ook een leerling van Jezus. Maar hij hield dat geheim, omdat hij bang was voor de Joodse leiders.) Pilatus vond het goed en Jozef nam het lichaam mee.

39. Nikodemus kwam ook. Hij was de man die de eerste keer 's nachts bij Jezus was gekomen. Hij bracht 100 ponden [ (30 kilo) ] mirre en aloë mee.

40. Ze dompelden linnen doeken in dat mengsel en wikkelden Jezus' lichaam daarin. Dat is namelijk de Joodse manier van een lichaam voorbereiden op de begrafenis.

Lees verder hoofdstuk Johannes 19