Oude Testament

Nieuwe Testament

Handelingen 9:15-35 BasisBijbel (BB)

15. Maar de Heer zei tegen hem: "Ga, want Ik heb hem uitgekozen. Hij moet aan niet-Joodse volken, aan koningen en aan het volk Israël over Mij gaan vertellen.

16. En Ik zal hem laten zien hoeveel hij moet lijden voor zijn geloof in Mij."

17. Ananias ging naar het huis. Hij legde Saulus de handen op en zei: "Saul, broeder, ik ben gestuurd door de Heer Jezus die jij hebt gezien toen je hierheen onderweg was. Hij wil dat je weer kan zien, en dat je vol wordt van de Heilige Geest."

18. Onmiddellijk leek het alsof er korsten van zijn ogen vielen. Hij kon weer zien. Hij stond op en liet zich dopen.

19. Toen hij gegeten had, voelde hij zich beter. Saulus bleef een paar dagen bij de leerlingen in Damaskus.

20. Hij ging onmiddellijk in de synagoge staan vertellen dat Jezus de Zoon van God is.

21. Iedereen die het hoorde, was stomverbaasd. Ze zeiden: "Dat is toch die man die in Jeruzalem iedereen vermoordde die die naam aanbad? Hij is toch hierheen gekomen om mensen gevangen te nemen en naar de leiders van de priesters in Jeruzalem te brengen?"

22. Maar Saulus vertelde het goede nieuws steeds krachtiger. Hij bewees de Joden in Damaskus dat Jezus de Messias is.

23. Na een paar dagen besloten de Joden om hem te vermoorden.

24. Ze lieten dag en nacht de poorten bewaken. Ze wilden hem vermoorden als hij uit de stad vertrok. Maar Saulus kwam het te weten.

25. Toen lieten de leerlingen hem 's nachts in een mand over de muur zakken.

26. Saulus ging naar Jeruzalem terug. Daar probeerde hij zich bij de leerlingen aan te sluiten. Maar ze waren bang voor hem. Ze konden niet geloven dat hij nu een leerling van Jezus was.

27. Maar Barnabas kreeg medelijden met hem en bracht hem bij de apostelen. Hij vertelde hun dat Saulus onderweg de Heer had gezien en dat de Heer tegen hem had gesproken. Ook dat Saulus in Damaskus vol geloof en zonder vrees over Jezus had verteld.

28. Toen bleef Saulus een poos met hen optrekken in Jeruzalem.

29. Hij bleef vol geloof en zonder vrees over de Heer Jezus spreken. Hij sprak en redeneerde ook met de Griekse Joden. Maar zij probeerden hem te vermoorden.

30. Toen de broeders dat te weten kwamen, brachten ze hem naar de stad Cesarea. Vandaar reisde hij verder naar Tarsus.

31. Toen had de hele gemeente in Judea, Galilea en Samaria rust. De gemeente werd opgebouwd in het geloof en leefde in diep ontzag voor de Heer. En door de hulp van de Heilige Geest werd de gemeente steeds groter.

32. Petrus reisde overal rond. Zo kwam hij ook bij de gelovigen die in Lydda woonden.

33. Daar ging hij naar een verlamde man die al acht jaar lang op bed lag. Hij heette Eneas.

34. Petrus zei tegen hem: "Eneas, Jezus Christus geneest je. Sta op en maak zelf je bed op." Hij stond onmiddellijk op.

35. Alle bewoners van Lydda en Sarona zagen hem en geloofden in de Heer.

Lees verder hoofdstuk Handelingen 9