Oude Testament

Nieuwe Testament

Handelingen 8:19-30 BasisBijbel (BB)

19. Hij zei: "Geef mij ook die macht om mensen de Heilige Geest te geven als ik hun de handen opleg." En hij bood hun geld aan.

20. Maar Petrus zei tegen hem: "Het zal slecht aflopen met jou en je geld, als je denkt dat je dit geschenk van God met geld kan kopen!

21. Jij hebt hier helemaal niets mee te maken, want je hart is niet eerlijk voor God!

22. Stop hiermee en bid God dat Hij het je vergeeft.

23. Want ik zie dat je een bitter vergif bent. Je zit vast in een wirwar van slechtheid."

24. Maar Simon antwoordde: "Bid alsjeblieft voor mij tot de Heer dat niet met me zal gebeuren wat je hebt gezegd!"

25. Zo vertelden de apostelen daar het woord van God. Daarna gingen ze terug naar Jeruzalem. Onderweg vertelden ze het goede nieuws in de dorpen van Samaria.

26. Er kwam een engel van de Heer bij Filippus. Hij zei tegen hem: "Ga tegen de middag naar de weg die van Jeruzalem naar Gaza gaat." Dat is een eenzame weg.

27. Filippus ging erheen. Op een gegeven moment kwam daar een Ethiopiër aan. Hij was een belangrijke dienaar van de Ethiopische koningin Candacé: hij was haar opperschatbewaarder. Hij was naar Jeruzalem geweest om God te aanbidden.

28. Nu was hij op de terugweg. In zijn wagen las hij [ hardop ] uit het boek van de profeet Jesaja.

29. De Heilige Geest zei tegen Filippus: "Ga naast de wagen lopen."

30. Filippus liep erheen. Hij hoorde de man uit de profeet Jesaja lezen. Filippus vroeg hem: "Begrijpt u wat u leest?"

Lees verder hoofdstuk Handelingen 8