Oude Testament

Nieuwe Testament

Handelingen 7:11-26 BasisBijbel (BB)

11. Toen kwam er een zware hongersnood in heel Egypte en in Kanaän. Onze voorouders hadden geen eten meer.

12. Maar Jakob hoorde dat er in Egypte graan was. Daarom stuurde hij onze stamvaders daarheen.

13. Toen ze voor de tweede keer in Egypte graan gingen halen, vertelde Jozef aan zijn broers wie hij was. Toen hoorde ook de Farao uit welk volk en welke familie Jozef kwam.

14. Jozef stuurde hen naar huis om zijn vader en alle familieleden op te halen. Dat waren 75 mensen.

15. En Jakob reisde naar Egypte. Daar stierf hij uiteindelijk. Ook de stamvaders stierven daar.

16. Hun lichamen werden naar Sichem gebracht. Daar werden ze begraven in het graf dat Abraham van de zonen van Hemor in Sichem had gekocht.

17. De tijd ging voorbij. Het moment dat God zou doen wat Hij aan Abraham beloofd had, kwam steeds dichterbij. Intussen werd het volk steeds groter in Egypte.

18. Toen kreeg Egypte een koning die nooit van Jozef had gehoord.

19. Hij behandelde ons volk slecht. Hij liet hun baby's doden, zodat het volk niet groter zou worden.

20. In die tijd werd Mozes geboren. Hij was een heel mooi kind. Drie maanden lang woonde Mozes bij zijn ouders.

21. Toen legden ze hem ergens [ in een mandje ] neer [ in de hoop dat iemand hem zou vinden ]. Zo vond de dochter van de Farao hem. Ze nam hem mee naar haar paleis. Ze voedde hem op als haar eigen zoon.

22. Mozes leerde alle Egyptische wijsheid en was een wijs en machtig man.

23. Toen hij 40 jaar was geworden, bezocht hij zijn eigen volk.

24. Toen hij zag dat een man door een Egyptenaar werd geslagen, beschermde hij hem. Hij nam het op voor de man die geslagen werd en doodde de Egyptenaar.

25. Hij dacht dat de mannen van zijn volk zouden begrijpen dat God hem wilde gebruiken om hen te bevrijden. Maar dat begrepen ze niet.

26. De volgende dag ging hij weer naar hen toe en zag twee mannen met elkaar vechten. Hij probeerde hen uit elkaar te halen. Hij zei tegen hen: 'Mannen, jullie zijn broeders. Waarom vechten jullie met elkaar?'

Lees verder hoofdstuk Handelingen 7