hoofdstukken

  1. 1
  2. 2
  3. 3
  4. 4
  5. 5
  6. 6
  7. 7
  8. 8
  9. 9
  10. 10
  11. 11
  12. 12
  13. 13
  14. 14
  15. 15
  16. 16
  17. 17
  18. 18
  19. 19
  20. 20
  21. 21
  22. 22
  23. 23
  24. 24
  25. 25
  26. 26
  27. 27
  28. 28

Oude Testament

Nieuwe Testament

Handelingen 5 BasisBijbel (BB)

Ananias en Saffira (vervolg)

1. En er was een andere man, Ananias, die met zijn vrouw Saffira óók een stuk land verkocht.

2. Maar hij hield een deel van het geld voor zichzelf. Zijn vrouw wist daarvan. De rest bracht hij naar de apostelen.

3. Maar Petrus zei: "Ananias, waarom heb je je door de duivel laten opstoken om tegen de Heilige Geest te liegen? Want je hebt een deel van het geld voor jezelf gehouden.

4. Toen je het land nog niet had verkocht, was het toch van jou? En toen je het had verkocht, mocht je met het geld toch doen wat je wilde? Waarom doe je dan alsof dit al het geld is? Je hebt niet tegen mensen gelogen, maar tegen God."

5. Toen Ananias dat hoorde, viel hij dood neer. Iedereen die ervan hoorde, werd bang.

6. Een paar jonge mannen maakten hem klaar voor de begrafenis en begroeven hem.

7. Ongeveer drie uur later kwam zijn vrouw binnen. Ze wist niet wat er was gebeurd.

8. Petrus vroeg haar: "Hebben jullie dat stuk land voor zo-en-zoveel verkocht?" Ze zei: "Ja."

9. Petrus zei tegen haar: "Hoe hebben jullie samen het plan kunnen maken om de Geest van de Heer uit te dagen? Kijk, daar komen net de mannen terug die je man hebben begraven. Ze zullen ook jou begraven."

10. Op datzelfde moment viel ook zij dood neer. En de jonge mannen kwamen binnen en zagen haar dood op de grond liggen. Ze droegen haar naar het graf van haar man en begroeven haar bij hem.

11. Iedereen in de gemeente kreeg hierdoor diep ontzag voor God. Ook alle andere mensen die ervan hoorden.

12. God deed veel wonderen door de apostelen. En ze waren allemaal eensgezind bij elkaar in de 'Zuilengang van Salomo.'

13. Niemand van de Joodse leiders durfde zich bij hen aan te sluiten. Maar de gewone mensen hadden veel respect voor hen.

14. Steeds meer mannen en vrouwen geloofden in de Heer.

15. De mensen legden zelfs de zieken op bedden en matrassen op straat. Want ze hoopten dat Petrus' schaduw op hen zou vallen als hij voorbij kwam.

16. Ook grote groepen mensen uit de steden rondom Jeruzalem stroomden toe. Ze brachten de zieken en de mensen in wie duivelse geesten zaten. En ze werden allemaal genezen.

De apostelen worden gevangen genomen

17. Maar de hogepriester en alle priesters die bij hem hoorden (de 'partij van de Sadduceeërs') werden vreselijk jaloers.

18. Ze namen de apostelen gevangen.

19. Maar 's nachts kwam er een engel van de Heer. Hij deed de deuren van de gevangenis open en bracht hen naar buiten.

20. Hij zei: "Ga naar de tempel en vertel de mensen daar deze woorden van leven."

21. Ze gehoorzaamden de engel. Tegen de ochtend gingen ze weer naar de tempel legden de mensen daar uit wie Jezus is. De hogepriester en zijn priesters riepen de Vergadering bij elkaar. Die bestond uit alle [ geestelijk ] leiders van het volk Israël. Daarna stuurden ze tempelbewakers naar de gevangenis om de apostelen te laten brengen.

22. Maar toen ze daar aankwamen, ontdekten ze dat de apostelen er niet waren. Ze kwamen terug en zeiden:

23. "De kerker was op slot en de bewakers stonden voor de deuren op wacht. Maar toen we de deur open deden, was er binnen niemand."

24. De aanvoerder van de tempelbewakers en de leiders van de priesters schrokken toen ze dat hoorden. Ze vroegen zich af wat er zou gaan gebeuren.

25. Op dat moment kwam iemand vertellen: "De mannen die jullie gevangen hadden genomen, zijn in de tempel. Ze staan daar de mensen les te geven."

De apostelen voor de Vergadering

26. Toen ging de aanvoerder van de tempelbewakers met zijn mannen naar de tempel. Ze namen hen mee, maar zonder geweld. Want ze waren bang dat de mensen hen anders met stenen zouden doodgooien.

27. Ze brachten hen voor de Vergadering. De hogepriester ondervroeg hen:

28. "Wij hebben jullie streng verboden om nog les te geven over Jezus. Maar inmiddels heeft heel Jeruzalem gehoord wat jullie aan de mensen leren. En jullie willen óns de schuld geven van de dood van die Man."

29. Maar Petrus en de andere elf apostelen zeiden: "Men moet meer gehoorzaam zijn aan God dan aan de mensen.

30. De God van onze voorvaders heeft Jezus uit de dood teruggeroepen en weer levend gemaakt. Jullie hadden Hem aan een kruis gespijkerd en gedood.

31. Maar God heeft Hem tot Koning en Redder van de mensen gemaakt. Hij wil dat Israël door Hem weer gaat leven zoals Hij het wil. Door Hem wil Hij hun ongehoorzaamheid vergeven.

32. Dát is waar wij samen met de Heilige Geest over spreken. Want God heeft de Heilige Geest gegeven aan de mensen die Hem gehoorzaam zijn."

33. Toen ze dit hoorden, werden ze woedend en wilden ze hen laten doden.

34. Maar er was een Farizeeër in de Vergadering voor wie alle mensen veel respect hadden. Dat was de wetgeleerde Gamaliël. Hij stond op en zei dat de apostelen even buiten de zaal gebracht moesten worden.

35. Toen zei hij tegen de Vergadering: "Mannen van Israël, bedenk goed wat jullie met deze mannen zullen doen!

36. Want hiervóór hadden we Teudas die beweerde dat hij iets was. Ongeveer 400 mannen sloten zich bij hem aan. Maar hij werd gedood en zijn groep viel uit elkaar.

37. Na hem hadden we Judas de Galileeër. Dat was in de tijd dat de mensen zich van de [ Romeinse ] keizer moesten laten inschrijven. Heel veel mensen sloten zich bij hem aan. Maar ook hij werd gedood en de hele groep is uit elkaar geslagen.

38. Daarom zeg ik jullie: bemoei je niet met deze mensen, maar laat hen met rust. Want als wat zij doen mensenwerk is, zal het worden vernietigd.

39. Maar als het iets van God is, zullen jullie het niet kunnen vernietigen. Het zou kunnen zijn dat jullie tegen God aan het strijden zijn."

40. En ze luisterden naar hem. Ze riepen de apostelen weer binnen en lieten hun zweepslagen geven. Toen verboden ze hun opnieuw om over Jezus te spreken. Daarna lieten ze hen gaan.

41. Ze vertrokken, blij dat ze slecht behandeld waren vanwege hun geloof in Jezus.

42. En ze bleven elke dag in de tempel en bij de mensen thuis over Jezus Christus vertellen.