Oude Testament

Nieuwe Testament

Handelingen 4:16-25 BasisBijbel (BB)

16. "Wat moeten we met hen doen? Want heel Jeruzalem weet dat ze een wonder hebben gedaan. We kunnen moeilijk zeggen dat er niets gebeurd is.

17. Maar we moeten voorkómen dat er nog meer van dat soort dingen gebeuren. Daarom zullen we hun streng verbieden om tegen de mensen nog over deze Jezus te spreken."

18. Toen riepen ze de leerlingen weer binnen. En ze verboden hun streng om ooit nog over Jezus te spreken.

19. Maar Petrus en Johannes antwoordden: "Beslis zelf of het juist is tegenover God om aan u méér gehoorzaam te zijn dan aan God Zelf.

20. Wij kunnen niet stoppen met de mensen te vertellen wat we hebben gezien en gehoord."

21. Toen bedreigden ze de leerlingen met zware straffen, maar lieten hen toch vrij. Want ze durfden hen niet te straffen, omdat ze bang waren voor de mensen. Want iedereen prees God voor wat er was gebeurd.

22. Want de man die door dit wonder gezond geworden was, was al ouder dan 40 jaar.

23. Toen ze vrijgelaten waren, gingen Petrus en Johannes naar hun eigen mensen. Ze vertelden hun alles wat de leiders van de priesters en de leiders van het volk tegen hen hadden gezegd.

24. Toen baden ze samen luid en eensgezind tot God: "Heer, U bent de God die de hemel, de aarde, de zee en alles heeft gemaakt.

25. U heeft David door de Heilige Geest [ in de Psalmen ] laten zeggen: 'Waarom komen de volken in opstand? Ze smeden plannen die toch niet zullen slagen.

Lees verder hoofdstuk Handelingen 4