Oude Testament

Nieuwe Testament

Handelingen 24:1-16 BasisBijbel (BB)

1. Vijf dagen later kwam de hogepriester Ananias aan. Hij had een paar van de leiders bij zich en een aanklager, Tertullus. Ze kwamen Felix vertellen waar ze Paulus van beschuldigden.

2. Toen Paulus was geroepen, begon Tertullus zijn beschuldiging. Hij zei:

3. "Zeer geëerde Felix, wij zijn u erg dankbaar. Want dankzij u hebben we grote vrede. En uw regering heeft verbeteringen voor ons volk gebracht.

4. Maar we willen u niet te lang storen. U staat bekend als een vriendelijk mens. Daarom vraag ik u om even naar ons te willen luisteren.

5. Wij hebben gemerkt dat deze man een pest is. Hij veroorzaakt opstanden onder alle Joden over de hele wereld. Hij is de belangrijkste leider van de sekte uit Nazaret.

6. Hij heeft ook geprobeerd om de tempel onrein te maken. Daarom hebben wij hem gevangen genomen. We wilden hem volgens de regels van onze wet veroordelen.

7. Maar commandant Lysias is tussenbeide gekomen en heeft hem met geweld meegenomen.

8. Hij beval dat de mensen die hem beschuldigen, naar u toe moesten gaan. Als u Paulus hierover verhoort, zult u zelf van hem kunnen horen dat deze beschuldigingen waar zijn."

9. En de Joden zeiden dat ze het hier helemaal mee eens waren.

10. Felix wenkte naar Paulus dat het zijn beurt was om iets te zeggen. Paulus zei: "Ik weet dat u al jarenlang rechter over dit volk bent. Daarom verdedig ik mijzelf met goede moed.

11. U kan zelf nagaan dat het pas twaalf dagen geleden is dat ik naar Jeruzalem ben gegaan. Ik wilde gaan aanbidden in de tempel.

12. Ze hebben mij niet in de tempel met iemand zien ruziemaken. Ze hebben me daar ook geen rel zien veroorzaken. Ook niet in de synagogen of ergens anders in de stad.

13. Ze kunnen niets bewijzen van de dingen waar ze mij van beschuldigen.

14. Maar ik geef toe dat ik inderdaad bij die 'weg' hoor die zij een sekte noemen. Want dat is de manier waarop ik de God van onze voorouders aanbid. Ik geloof alles wat er in de Boeken van Mozes en van de profeten staat.

15. Ik geloof en verwacht net als zij, dat goede én slechte mensen uit de dood zullen opstaan.

16. En ik doe erg mijn best om altijd een zuiver geweten te hebben voor God en voor de mensen.

Lees verder hoofdstuk Handelingen 24