Oude Testament

Nieuwe Testament

Handelingen 23:16-33 BasisBijbel (BB)

16. Maar Paulus' neefje hoorde dit. Hij ging naar de kazerne, liep naar binnen en vertelde het aan Paulus.

17. Paulus riep één van de hoofdmannen en zei: "Breng deze jongen naar de commandant. Hij moet hem iets belangrijks vertellen."

18. De hoofdman nam de jongen mee naar de commandant en zei: "De gevangene Paulus heeft me geroepen. Hij heeft me gevraagd deze jongen bij u te brengen. Hij heeft u iets te vertellen."

19. De commandant pakte de jongen bij de hand. Hij nam hem een beetje apart en vroeg hem: "Wat heb je me te vertellen?"

20. De jongen zei: "De Joden hebben afgesproken u te vragen om Paulus morgen voor de Vergadering te brengen. Zogenaamd omdat ze meer van hem willen weten.

21. Maar u moet hen niet geloven! Want er liggen meer dan 40 mannen op de loer om hem [ onderweg ] te vermoorden. Ze hebben gezworen dat ze niet zullen eten of drinken, voordat ze hem hebben vermoord. En nu liggen ze op de loer. Ze wachten er alleen maar op dat u hem voor de Vergadering laat brengen."

22. De commandant liet de jongen gaan en zei: "Zeg tegen niemand dat je me dit hebt verteld."

23. Toen riep de commandant twee hoofdmannen bij zich en zei: "Zorg dat 200 soldaten zich klaarmaken om naar Cesarea te vertrekken. Verder 70 ruiters en 200 boogschutters. Om negen uur vanavond moeten ze klaarstaan.

24. Laat een paard brengen voor Paulus en breng hem veilig naar Felix, de bestuurder van Cesarea."

25. Hij schreef de volgende brief aan Felix:

26. "Zeer geëerde Felix, Claudius Lysias doet u de groeten.

27. De man die ik u stuur was door de Joden gevangen genomen. Ze wilden hem vermoorden. Daarom ben ik met mijn soldaten tussenbeide gekomen en heb hem uit hun handen gered. Want ik had gehoord dat hij een Romein is.

28. Ik wilde weten waar ze hem precies van beschuldigden. Daarom bracht ik hem voor hun Vergadering.

29. Toen merkte ik dat hij werd beschuldigd van dingen die te maken hebben met de wetten van hun godsdienst. Maar hij heeft niets gedaan waarop de doodstraf staat of waarvoor hij gevangen gezet kan worden.

30. Toen werd mij verteld dat de Joden van plan waren om deze man te vermoorden. Daarom heb ik hem onmiddellijk naar u laten brengen. En tegen de mannen die hem beschuldigen heb ik gezegd dat ze naar u moeten gaan. Dan kunnen ze u vertellen wat ze tegen hem hebben. Het ga u goed."

31. De soldaten namen Paulus mee. Ze brachten hem 's nachts naar de stad Antipatris.

32. De volgende dag reisden de ruiters met hem verder. De andere soldaten gingen naar de kazerne terug.

33. De ruiters kwamen met Paulus in Cesarea aan. Ze brachten Paulus en de brief naar de bestuurder van Cesarea.

Lees verder hoofdstuk Handelingen 23