Oude Testament

Nieuwe Testament

Handelingen 14:1-12 BasisBijbel (BB)

1. Ook in Ikonium gingen ze de synagoge van de Joden in. Door wat ze daar vertelden, ging een groot aantal Joden en Grieken in Jezus geloven.

2. Maar de Joden die niet wilden luisteren, stookten de Grieken tegen Paulus en Barnabas op.

3. Paulus en Barnabas bleven daar vrij lang. Vol vertrouwen op de Heer spraken ze over Jezus. Ook deden ze veel wonderen. Daarmee bewees de Heer dat het waar was wat ze zeiden.

4. Maar de mensen in de stad raakten verdeeld. Sommigen waren voor de Joden, anderen voor de apostelen.

5. Er ontstond een rel. Grieken en Joden met hun leiders dromden op de apostelen af. Ze waren van plan hen te mishandelen en met stenen dood te gooien.

6. De apostelen merkten het op tijd. Ze vluchtten naar de steden Lystra en Derbe in de streek Lykaonië.

7. Daar vertelden ze een tijd lang het goede nieuws.

8. In Lystra woonde een man die al vanaf zijn geboorte verlamde voeten had. Hij had nog nooit gelopen.

9. Deze man luisterde naar Paulus als hij sprak. Paulus keek hem goed aan. Hij zag dat de man geloof had om genezen te worden.

10. Toen zei Paulus luid: "Ga op je voeten staan!" En de man sprong overeind en liep heen en weer.

11. Toen de grote groep mensen zag wat Paulus had gedaan, juichten de mensen in het Lykaonisch: "De goden zijn naar ons toe gekomen, vermomd als mensen!"

12. Ze dachten dat Barnabas [ de Griekse oppergod ] Zeus was en Paulus Hermes, [ de boodschapper van de Griekse goden, ] omdat hij het woord deed.

Lees verder hoofdstuk Handelingen 14