Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Korintiërs 8:1-12 BasisBijbel (BB)

1. Broeders en zusters, verder willen we jullie vertellen hoe goed God voor de gemeenten in Macedonië is geweest.

2. De gemeenten daar worden erg vervolgd. Toch zijn ze heel erg blij. Daardoor hebben ze heel veel gegeven, ook al zijn ze erg arm.

3. Want geloof me, ze hebben zoveel gegeven als ze konden. Zelfs meer dan ze konden missen.

4. Ze wilden heel erg graag dat we een geschenk van hen zouden meenemen voor de gelovigen [ in Jeruzalem ].

5. En ze gaven op een manier die we niet hadden durven verwachten: ze gaven zichzelf. Eerst aan de Heer, en toen door de wil van God ook aan ons.

6. Titus was al begonnen om ook bij jullie een geschenk te verzamelen. En nu hebben we hem gevraagd om dat af te maken.

7. Jullie zijn in alles een voorbeeld [ voor de andere gemeenten ]: in geloof, in spreken, in kennis, in ijver en in liefde voor ons. Wees daarom ook met dit geschenk een voorbeeld voor anderen.

8. Dat is geen bevel. Maar ik wil jullie vertellen hoe andere mensen hun best gedaan hebben om veel te geven. Dat kan een aanmoediging voor jullie zijn om óók te laten zien dat jullie liefde echt is.

9. Jullie weten immers hoe onze Heer Jezus Christus Zelf ook liet zien hoeveel Hij van ons hield. Dat deed Hij door Zelf arm te worden voor ons, ook al was Hij heel erg rijk. Door Zelf arm te worden, wilde Hij ons rijk maken.

10. Ik denk dat het goed is om het ophalen van het geschenk nu af te maken. Jullie zijn daar vorig jaar immers al mee begonnen.

11. Maak dat dan nu af. Dan kunnen jullie net zoveel ophalen als jullie van plan waren.

12. Denk erom: als mensen graag willen geven, moeten ze niet méér geven dan ze kunnen.

Lees verder hoofdstuk 2 Korintiërs 8