Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Korintiërs 3:1-7 BasisBijbel (BB)

1. Ben ik hiermee over mezelf aan het opscheppen tegen jullie? Of heb ik brieven van andere mensen nodig waarin zij goede dingen over mij schrijven? Of vraag ik soms aan jullie om zulke brieven over mij te schrijven? Sommige mensen hebben zulke brieven nodig[ , maar ik niet ].

2. Nee, jullie zijn zelf zo'n brief, geschreven in mijn hart. Iedereen kan die brief lezen en kan weten wat er in staat.

3. Iedereen kan zien dat jullie een brief van Christus zijn, door mij geschreven. Maar niet geschreven met inkt, maar met de Geest van de levende God. En hij is ook niet geschreven in steen, maar in vlees: in jullie harten.

4. [ Ik durf dit zo te zeggen, want ] zo groot is mijn vertrouwen op God door Christus.

5. Het is niet zo dat wij zélf zulk goed werk doen. Maar de goede dingen die gebeuren, zijn het werk van God door ons heen.

6. Hij heeft ons geschikt gemaakt om Hem in het nieuwe verbond te dienen. Dat nieuwe verbond is geen wet waar we ons aan moeten houden. Het is een verbond in de Geest. Want de wet brengt uiteindelijk de dood. [ (Doordat we ons niet aan de wet kunnen houden, worden we schuldig verklaard.) ] Maar de Geest van God maakt levend.

7. De wet van Mozes, waarvan de tekst in steen was uitgehakt, bracht uiteindelijk de dood. Toch liet die wet al heel veel van Gods macht en majesteit zien. Zóveel zelfs, dat het volk Israël niet naar Mozes' gezicht kon kijken [ toen hij hun de wet gaf ]. Want zijn gezicht straalde van hemels licht. Maar dat licht verdween ook weer.

Lees verder hoofdstuk 2 Korintiërs 3