Oude Testament

Nieuwe Testament

2 Korintiërs 2:3-13 BasisBijbel (BB)

3. De bedoeling van mijn vorige brief was dat ik, als ik kom, niet verdrietig zal worden over de mensen over wie ik juist blij zou moeten zijn. [ Want door die brief kunnen jullie de dingen in orde maken voordat ik kom. ] Ik vertrouw er op dat jullie nu samen met mij blij zullen kunnen zijn als ik kom.

4. Want ik schreef jullie die brief met een zwaar en verdrietig hart, met tranen in de ogen. Ik schreef hem niet om jullie verdrietig te maken, maar om jullie te laten zien hoe ontzettend veel ik van jullie houd.

5. Maar de man [ over wie ik in mijn vorige brief schreef ] die mij verdrietig heeft gemaakt, heeft eigenlijk niet alleen míj verdrietig gemaakt. Hij heeft een beetje – om het niet al te sterk te zeggen – jullie allemáál verdrietig gemaakt.

6. Maar jullie hebben hem nu met elkaar genoeg bestraft.

7. Vergeef en bemoedig hem nu maar. Anders wordt hij nog helemaal moedeloos.

8. Ik vraag jullie om hem nu te laten zien dat jullie van hem houden.

9. Want dit is ook het doel van mijn brief: ik wil weten of ik er op kan rekenen dat jullie in alles naar mij zullen luisteren.

10. Als júllie iemand iets vergeven, doe ík het ook. Want als ik iemand iets moest vergeven, had ik dat al lang gedaan. Christus zou ook willen dat ik dat deed. Ik zou dat gedaan hebben voor júllie. Want op die manier krijgt de duivel bij ons geen kans.

11. Want we weten heel goed wat zijn bedoelingen zijn.

12. Toen ik in Troas kwam, gaf de Heer mij grote mogelijkheden om het goede nieuws van Christus aan de mensen te vertellen. Hij had als het ware de deur wijd open gezet. Toch voelde ik me onrustig. Want ik had verwacht mijn broeder Titus daar weer te ontmoeten, maar hij was er niet.

13. Daarom nam ik afscheid van de gelovigen in Troas en vertrok naar Macedonië.

Lees verder hoofdstuk 2 Korintiërs 2