Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Korintiërs 14:4-16 BasisBijbel (BB)

4. Als je in een taal van de Geest spreekt, bouw je jezelf op. Maar als je profeteert, bouw je de gemeente op.

5. Ik wil graag dat jullie allemaal in talen van de Geest spreken. Maar ik wil nog veel liever dat jullie profeteren. Want als iemand profeteert, is dat op dat moment nuttiger en belangrijker dan een boodschap in een taal van de Geest. Maar als iemand die in een taal van de Geest spreekt ook uitlegt wat hij zegt, is dat ook goed. Want dan bouwt het ook de gemeente op.

6. Stel, broeders en zusters, dat ik bij jullie op bezoek kom en tegen jullie alleen in een taal van de Geest spreek. Wat hebben jullie daaraan? [ Want jullie verstaan het niet. ] Het is toch beter als ik jullie iets vertel wat God mij pas heeft laten zien, of jullie dingen leer die jullie nog niet weten, of voor jullie profeteer, of les geef over het Woord?

7. Het is net als bij muziekinstrumenten. Stel dat bijvoorbeeld een fluit en een harp hetzelfde geluid maken. Hoe kun je dan weten wat er op de fluit en wat er op de harp gespeeld wordt?

8. En stel dat de trompet een onduidelijk geluid maakt. Dan maakt niemand zich klaar voor de strijd.

9. Zo is het ook met jullie. Als jullie in talen van de Geest onbegrijpelijke dingen zeggen, heeft niemand er iets aan. Dan zou het zijn alsof jullie zomaar wat in de lucht staan te praten.

10. Er zijn heel veel soorten talen in de wereld. Niemand weet hoeveel er zijn. En elke taal heeft zijn eigen woorden.

11. Als ik de woorden van iemands taal niet ken, zal ik een vreemdeling zijn voor de persoon die spreekt. En de spreker zal voor mij een vreemdeling zijn. Want we begrijpen elkaar niet.

12. Jullie verlangen naar geestelijke gaven. Maar probeer dan zoveel mogelijk díe gaven te gebruiken die het geloof van de gemeente opbouwen.

13. Iemand die [ tegen de gemeente ] in een taal van de Geest spreekt, moet dus ook bidden dat hij het zal kunnen uitleggen.

14. Want als ik in een taal van de Geest spreek, bidt mijn geest wel, maar mijn verstand heeft er niets aan.

15. Wat moet ik dus doen? Ik moet bidden met mijn geest, maar ook bidden met mijn verstand. Ik moet God prijzen met liederen van mijn geest, maar Hem ook prijzen met liederen van mijn verstand.

16. Want stel dat jullie God danken in een taal van de Geest. Hoe kan dan iemand anders die daar is er "Amen! Zo is het!" op zeggen? Hij weet immers niet wat er gezegd is!

Lees verder hoofdstuk 1 Korintiërs 14