Oude Testament

Nieuwe Testament

1 Korintiërs 14:27-30 BasisBijbel (BB)

27. Als mensen iets in een taal van de Geest willen zeggen, mogen dat er maar twee of drie zijn. Ze moeten om de beurt spreken. En iemand moet het uitleggen.

28. Als er niemand is die het kan uitleggen, moeten ze ook niet tegen de gemeente in talen van de Geest spreken. Ze mogen dan wel voor zichzelf tegen God in een taal van de Geest spreken.

29. Wat betreft de profeten: twee of drie mogen profeteren tot de gemeente. De anderen moeten nagaan of het klopt.

30. Maar als God aan iemand anders die daar is plotseling iets laat zien, moeten de anderen hun mond houden.

Lees verder hoofdstuk 1 Korintiërs 14