9. de zonen van Sefatja: driehonderd tweeënzeventig;
10. de zonen van Arach: zeshonderd tweeënvijftig;
11. de zonen van Pachat-Moab, en wel de zonen van Jesua en Joab: tweeduizend achthonderd achttien;
12. de zonen van Elam: duizend tweehonderd vierenvijftig;
13. de zonen van Zattu: achthonderd vijfenveertig;
14. de zonen van Zakkai: zevenhonderd zestig;
15. de zonen van Binnuï: zeshonderd achtenveertig;
16. de zonen van Bebai: zeshonderd achtentwintig;
17. de zonen van Azgad: tweeduizend driehonderd tweeëntwintig;
18. de zonen van Adonikam: zeshonderd zevenenzestig;
19. de zonen van Bigwai: tweeduizend zevenenzestig;
20. de zonen van Adin: zeshonderd vijfenvijftig;
21. de zonen van Ater, en wel Chizkia: achtennegentig;
22. de zonen van Chasum: driehonderd achtentwintig;
23. de zonen van Besai: driehonderd vierentwintig;
24. de zonen van Charif: honderd en twaalf;