33. de mannen van het andere Nebo: tweeënvijftig;
34. de zonen van de andere Elam: duizend tweehonderd vierenvijftig;
35. de zonen van Charim: driehonderd twintig;
36. de zonen van Jericho: driehonderd vijfenveertig;
37. de zonen van Lod, Chadid en Ono: zevenhonderd eenentwintig;
38. de zonen van Senaä: drieduizend negenhonderd dertig.
39. De priesters:de zonen van Jedaja, en wel het huis van Jesua: negenhonderd drieënzeventig;
40. de zonen van Immer: duizend tweeënvijftig;
41. de zonen van Paschur: duizend tweehonderd zevenenveertig;
42. de zonen van Charim: duizend zeventien.
43. De Levieten:de zonen van Jesua, en wel Kadmiël en de zonen van Hodewa: vierenzeventig.