12. de zonen van Elam: duizend tweehonderd vierenvijftig;
13. de zonen van Zattu: achthonderd vijfenveertig;
14. de zonen van Zakkai: zevenhonderd zestig;
15. de zonen van Binnuï: zeshonderd achtenveertig;
16. de zonen van Bebai: zeshonderd achtentwintig;
17. de zonen van Azgad: tweeduizend driehonderd tweeëntwintig;
18. de zonen van Adonikam: zeshonderd zevenenzestig;
19. de zonen van Bigwai: tweeduizend zevenenzestig;
20. de zonen van Adin: zeshonderd vijfenvijftig;
21. de zonen van Ater, en wel Chizkia: achtennegentig;
22. de zonen van Chasum: driehonderd achtentwintig;
23. de zonen van Besai: driehonderd vierentwintig;
24. de zonen van Charif: honderd en twaalf;
25. de zonen van Gibeon: vijfennegentig;
26. de mannen van Betlehem en Netofa: honderd achtentachtig;
27. de mannen van Anatot: honderd achtentwintig;
28. de mannen van Bet-Azmawet: tweeënveertig;
29. de mannen van Kirjat-Jearim, Kefira en Beërot: zevenhonderd drieënveertig;
30. de mannen van Rama en Geba: zeshonderd eenentwintig;