23. Ik weet, o Here, dat het niet aan de mens staat zijn weg te kiezen, noch aan een man om te gaan en zijn schreden te richten.
24. Tuchtig mij, Here, doch naar recht; niet in uw toorn, opdat Gij mij niet te gering maakt.
25. Stort uw gramschap uit over de volken die U niet kennen, over de geslachten die uw naam niet aanroepen; want zij hebben Jakob verslonden, ja, verslonden en verteerd, en zij hebben zijn dreve tot een woestenij gemaakt.