2. Nog vóórdat de bergen ontstonden,nog vóórdat U de aarde had gemaakt,was U al God.Voor eeuwig bent U God.
3. Maar tegen de mens heeft U gezegd:"Je bent sterfelijk en je zal weer stof worden."
4. Voor U zijn duizend jaar niet meer dan één enkele dag.Want in een oogwenk zijn ze voorbij.
5. U veegt de mensen weg.Ze verdwijnen, als een droom.Ze zijn net als het gras:
6. 's morgens bloeit het nog,'s avonds wordt het afgesneden en verdroogt het.
7. Uw boosheid vernietigt ons.Door uw woede loopt het slecht met ons af.